***DISCLAIMER: bevat mogelijk spoilers***
Johanna de Witt (Regionaal Archief Dordrecht)
De brief in hoofdstuk 19 is een vertaling van de brief die de oudste zuster van Johan, Johanna de Witt, vrouwe van Zwijndrecht (1617-1692)[1] op 8 augustus schreef aan haar broer toen ze vernam dat hij meeging met de vloot.
De oorspronkelijke brief, te lezen via het Nationaal Archief[2], bevat in de eerste alinea een recommandatie voor een jongeman die als vrijwilliger meewil met de vloot. Dat stuk is weggelaten in het boek Buat. Johanna hoopt dat haar broer ervoor kan zorgen dat hij door Johans invloed op een goed schip zal worden geplaatst (wat daadwerkelijk is gebeurd: in een later antwoord – ook niet opgenomen in Buat – schrijft Johan dat de jongeman het verblijf op zee heeft overleefd). Ik heb nog even overwogen om het te plaatsen, omdat graaf De Guiche zich ook aanbiedt als vrijwilliger en de lezer dan zou begrijpen dat de zee op oorlog kansen bood voor jongemannen die carrière wilden maken. Maar het zou te veel afleiden van de kern van deze brief: de verbazing van Johans oudste zuster over zijn beslissing om in eigen persoon mee te gaan met de vloot. Wat voor goeds viel er voor hem daarvan te verwachten? Zij vreesde dat zijn besluit de hele familie zou ruïneren.
Ook Japikse en Fruin vonden die eerste alinea niet belangrijk genoeg om hem op te nemen in hun brievenuitgave:
Voor de volledigheid geef ik hierbij een transcriptie van het weggelaten stuk.
‘Mijnheer ende broeder,
De huijsvrouw van den heer Borgemeester Halling ende joffrouw Stricke,, dochter van joffrouw Van Esh, zijn vandaeg bij mij geweest, seggende dat den zoon van joffrouw Van Esh haeren broeder ende neef respective mede als volontaire op ’s lands vlote wilde gaen om den staet te dienen, ende verzochten mij zeer ernstich dat ick doch aen U.Edt soude willen schrijven ende den voorzegde jongman recommanderen opdat hij op een goet schip onder een goet capitijen en goede opzicht mochte komen, ’t welck niet hebbe willen nochte connen weijgeren, zoo zal dezen dan dienen om U. Edt te verzoecken dezen jongman door U. Edt gunste wat faveur mach genieten.’
Hierna volgt de brief zoals weergegeven bij Japikse en Fruin en in het boek Buat.
Jean-Marc van Tol,
07-04-2024
Ga naar > hoofdstuk 20
[1] Hier meer over Johanna: https://vestinghellevoetsluis.nl/de-gezusters-en-gebroeders-de-witt/
[2] https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/3.01.17/invnr/3299/file/NL-HaNA_3.01.17_3299_0065?eadID=3.01.17&unitID=3299&query=Johanna
Fruin, N. Japikse en G.W. Kernkamp, Brieven aan en Brieven van Johan de Witt, uitgegeven in de Werken van het Historisch Genootschap (1906-1919), II, p. 227