***DISCLAIMER: deze toelichtingen op de hoofdstukken van Buat bevatten spoilers.***
Brief van Wendela aan Johan, d.d. 12 mei 1665. Omcirkeld: hand van De Witt.
Op de brief van 12 mei van Wendela (besproken in hoofdstuk 9) had Johan aangetekend dat hij hem op 13 mei beantwoord had. Helaas is dit antwoord niet tot ons gekomen. Omdat de overgeleverde correspondentie van raadpensionaris De Witt vooral minuten (=kopieën voor het archief) bevatten met brieven die betrekking hadden op het landsbelang, is een groot deel van de particuliere missiven niet overgeleverd. Zo ook deze brief van Johan aan Wendela.
Zo staat hij in Buat:
Texel, het Nieuwe Diep, 13 mei 1665
Allerliefste,Uw brief van gisteren heb ik in goede orde ontvangen.
Tot mijn leedwezen bespeurde ik uw ongerustheid en zorgen, die voortspruiten uit uw liefde voor mij. Neem ik uw zorgen een weinig weg, wanneer ik u zeg dat ik mij in uitstekende omstandigheden bevind en dat mijn gemoed zeer gerust is op een goede afloop?
De voorbereidingen bij de vloot zullen nog enige tijd in beslag nemen, maar de vooruitzichten zijn hoopvol. Ik verwacht dat de schepen binnen een week of twee, wellicht drie, gereed zijn om buitengaats te gaan. Ik beloof u dat ik niet hier zal blijven als de vloot is uitgevaren en dat ik niet mee zal varen op de genoemde vloot.Waarmee ik, God Almachtig biddende u met Zijn kracht bij te staan, zal eindigen en verblijven,
Allerliefste,
Uw ootmoedige dienaar en getrouwe man,
Johan de Witt,
13 mei 1665.
Uit het wél bewaard gebleven antwoord van 22 mei van Wendela aan Johan de Witt blijkt dat ze de brief van Johan zes dagen later op 19 mei ontving en dat ze enigszins gerustgesteld was, hoewel ze aangeeft nog steeds bezorgd te zijn om zijn gezondheid en hevig naar hem verlangt. Ze is trots dat hij het landsbelang dient.
Hieruit maak ik op dat Johan haar de toezegging heeft gedaan om niet mee te varen met de vloot, maar dat hij haar in alle eerlijkheid heeft verteld dat zijn werkzaamheden bij Texel nog wel enige tijd in beslag zullen nemen. De belofte aan haar om niet mee te varen zijn mijn woorden. Er zijn geen bewijzen dat De Witt ooit zo’n belofte heeft gedaan.
De structuur van de brief heb ik overgenomen van andere brieven van Johan aan zijn eega. De mededeling over het geloof in een goede afloop komen uit de wél bewaard gebleven brief van 5 augustus 1665. Deze is in Buat integraal opgenomen in hoofdstuk 16. De mededeling over de voorbereidingen aan de vloot komen uit brieven die Johan de Witt op 13 mei zowel aan zijn broer Cornelis als zijn neef Vivien geschreven heeft. Daarin vertelt hij overigens uitvoerig over de moeilijkheden rond de sein- en vlaginstructies. Het leek me dat hij zijn allerliefste daarmee niet wilde vermoeien, dus dat heb ik weggelaten.
Ik vermoed wel dat de werkelijke brief die Johan aan Wendela schreef een stuk langer zal zijn geweest. Hij zal haar vast met meer bewoordingen hebben laten weten om alle vertrouwen in God de Heer te stellen. Vooral in brieven aan zijn vrouw haalt Johan vaak de Almachtige aan.
Jean-Marc van Tol
16-1-2024.
Naar > hoofdstuk 11