Wendela is geduldig, maar op 12 mei 1665 wordt het Wendela toch te gortig. Ze heeft nog steeds niets vernomen van haar man Johan de Witt, die zich dag en nacht inzet om de vloot op tijd zeilree te krijgen. Ze schrijft hem een briefje, dat bewaard gebleven is (in het Nationaal Archief):
Het briefje is door Fruin en Japikse opgenomen in hun bloemlezing (p. 224). Dit is de transcriptie:
(Van Wendela Bicker, 12 Mei 1665).
‘Men heer ende waerde man, Desen sal dienen, om aen UE. te versoecken, of UE. de moite wel gelieft te neemen van aen mijn eens te schryve, of ick alhier wel gerust magh sijn, of UE. aldaer geen prickel en heeft van de Engelse van te lande of het het ruwenere van on se vloot of andere ongemacken; men heeft mijn gistere alhier seer bekomert gemaeekt; en of UE. meent te huys te coome, als de vloot uytgeloopen sal sijn. Men seyt, dat de heere dan daer nogh soude verblyve, om de slagh af te wachte en om dan daer nogh dienst te con de doen; andere, dat UE. met de vloot wel uyt moght geraecken, soodat ick heel ongerust ben. Wenechte van U E. wel te wee te het reghte bescheyt; dan sou de ick mijn beeter tevreede conne stellen, dogh UE most de waerheyt schreyye en mijn daer niet in vlateeren : ick sal metten eerste een brieffien van Ued hant verwaghten; hoope, dat het tot mijn gerustheyt sal strecken…’
Dit is de vertaling zoals hij in Buat is terechtgekomen:
’s-Gravenhage, 12 mei 1665
Mijn heer en waarde man,Deze brief dient om u te verzoeken of u de moeite wil nemen mij eens terug te schrijven. Kan ik er gerust op zijn dat u daar geen gevaar loopt voor een Engelse aanval, op land of op de vloot, of voor andere ongemakken?
Gisteren brachten de vrunden me aan het twijfelen. Wanneer komt u weer thuis? Mensen zeggen dat u bij de vloot zult blijven en de slag wil afwachten. Anderen zeggen dat u zelfs mee wil varen om de slag bij te wonen.
U begrijpt mijn ongerustheid. Ik zou graag willen vernemen wat uw plannen zijn, dan zou ik me geruster voelen. Maar u moet de waarheid schrijven en mij niet willen beschermen. Ik wacht op een briefje van uw hand in de hoop dat het mij gerust zal stellen.Hiermede beveel ik u aan in de bescherming van God, naar mijn ootmoedigste gebiedenisse en verblijf ik,
Mijn heer en mijn waarde man,Uw toegewijde en dienstwillige vrouw,
Wendela Bicker,
12 mei 1665.
Johan heeft, blijkend de aantekening linksboven, de brief op 13 mei beantwoord (zie volgende hoofdstuk).
Naar > hoofdstuk 10