***Let op: bevat spoilers. Lees eerst het betreffende hoofdstuk in Buat!***
Ik heb me afgevraagd waar je die veren van de paradijsvogel vandaan had die een van Buats vrienden op z'n hoed had. Nieuw Guinea, d.w.z. het gebied ten oosten van de Wallace lijn - waar paradijsvogels, kangaroes en andere typische dieren voorkomen - was in die tijd nog voor 99% terra incognito.
Het stropen van paradijsvogels voor de veren om dames te tooien begon eeuwen later.
Mail van René P.
Bovenstaand commentaar kreeg ik van lezer René P. nadat hij hoofdstuk 26 van Buat gelezen had. Hij is een kenner op geografisch gebied, dus ik voelde me betrapt. Wéér een stomme fout. Het gaat om de veren van de paradijsvogel die op de hoed van Buats vriend Johan Boreel prijkten, op het moment dat Buat wordt verwelkomd in het Prinsenhof te Leiden:
Tot mijn genoegen was het Boreel die me verwelkomde. Zijn sobere kledij had hij verruild voor een extravagante uitdossing die hem, naar ik vermoedde, de uitstraling van een Engelse lord moest geven: een blauw-zilveren rok met gouden strikjes en een gele hoed waarop een bos fleurige veren van de paradijsvogel prijkte. (Buat, p. 222-223).
Ik heb geen idee waar ik die kleding en die veren van de paradijsvogel vandaan heb gehaald. Waarschijnlijk heb ik ze verzonnen. Ik wilde Boreel een clownesk kostuum geven, omdat zijn naamgenoot in het hoofdstuk waarin Johan de Witt zich extravagant kleedt, juist heel sober bleef. Geen moment beseft dat Nieuw Guinea in 1666 nog voor 99% terra incognito was.
Ik ben blij met ieder commentaar en gebruik dit soort opmerkingen van lezers om de volgende druk te verbeteren. Misschien kan ik er beter een bos pauwenveren van kunnen maken.
Hoewel…
Klopt het commentaar van René P. eigenlijk wel? Kende men in het tweede deel van de zeventiende eeuw de paradijsvogel werkelijk niet? Ik had geen idee en ben toch maar eens een onderzoekje gestart.
Via die site van het Meertens Instituut kwam ik erachter dat er nog geen drie jaar na het voorval in mijn boek een opgezet exemplaar voorkwam in een boedelinventaris uit Doesburg.[1]
Bovendien blijkt de vogel in 1657 beschreven in een bewerking van Plinius:
Uyt Oost-Indijen komen mede de Paradijs-vogelen, die de Indianen noemen Monocodiata, en de Portugijsen Passaros del sol; desen Vogel wordt tot ons gebracht gedroogd, en het ingewandt daer uyt gedaen; hy schijnt ontrent soo groot te wesen als een Tortel-duyf; zijn beck is als een Duyven bek; hy heeft schoone groen-achtige vederen om den hals; zijn vleugels zijn bruyn root, of heel licht Karstani-bruin; onder den buyck, en naer den staert toe, is hy van koleur het Goudt gelijck, dat is schoon geel, treckende naer het koleur datmen Ysabelle noemt; Zijn staert is seer lang, en luchtigh van pluymen, die gelijck Struys-vederen, niet aen malkanderen kleeven; doch de vederen van de staert trecken wat naer het koleur van een Ree, en zijn mede seer schoon, soo dat de eene koleur de andere seer soetlijk doet af steken. Den staert is seer lange, so dat den vogel met zijn staert lang is, ontrent een Hollandtsche elle; hy heeft twee snaren, die dicht by malkanderen op den rugge vast zijn, en strecken haer na achteren toe, so datse bykans eens so lange uyt-steken, als de staert; sy steecken in de rugge met twee kleyne schachtjens; maer sy worden ontrent de lengte van een vinger, van daerse vast zijn, even eens als een snaer: maer so rondt niet; en recht Karstani-bruyn van verwe. Dese Vogel en wordt niet anders als doodt gevonden; eenige seggen in Persia, andere in de Eylanden Moluccas: Acosta meent, datse uyt China komen, en seydt, datse altijdt in de Lucht zijn, en rusten haer met eenighe peesighe beentjes (dit zijn de snaren) aen de Bomen. Gesnerus en Majolus verhalen veel grollen van desen Vogel, en staen als verwondert, om datse een Vogel (soose meynen) sonder voeten vinden, teghen het seggen van Aristoteles, die seydt datter geen Vogel sonder voeten is: maer sy, en selfs Acosta, die dit mede seydt, zijn bedrogen; want men moet dÕoogen, die de voeten sien, en de handen, diese voelen, immers gelooven; want sy hebben voeten, even een gelijck Perdrijsen of Duyven: Maer het seggen, datse geen voeten en hebben; (meyn ick) komt hier uyt, of om datse de voeten, so haest alsse gevonden zijn, als onnut af-snijden, of om dat die door de drooghte af-vallen: Immers de gene, die nieuwsgierigh souden mogen zijn, om dit te sien, dien soude men de Vogels met de voeten konnen toonen. Sy pleghen seer hoogh ghe-acht te zijn: maer nu kanmense seer goeden koop koopen.[2]
In 1657 kon men ze dus al goedkoop bekomen. Dát past wel goed bij de hofhouding van de jonge prins Willem in 1666. Boreel was hofmeester van een bescheiden hof en zal graag veren hebben gekocht die niet te duur waren.
Twee argumenten om de paradijsveren niet te veranderen in een volgende druk.
Rembrandt
Er is nog een dérde feit: Rembrandt heeft de paradijsvogel getekend. In 1639. De studie hangt in het Louvre:
Rembrandtbiograaf Onno Blom schreef er ooit een column over in de Volkskrant.
Clusius beschreef de paradisea avis in zijn boek Exoticorum libri decem uit 1605. Van de mythische vogel met de lange, bontgekleurde staart werd verteld dat die geen poten had. Hij zou zijn hele leven blijven vliegen in de lucht en dus nooit een poot op aarde hoeven zetten. In werkelijkheid werden de poten van de paradijsvogels door inheemse jagers op Ambon afgesneden voor ze werden opgezet. Zo waren ze beter beschermd tegen bederf. Uiteindelijk vond Clusius, na een tijd in de mythe te hebben geloofd, bewijs dat de paradijsvogel toch poten had.
Op Rembrandts studies in pen en penseel ontbreken de poten. Bij hem is de paradijsvogel, zelfs met ingeklapte vleugels, gedoemd om eeuwig door de hemel te zweven.[3]
Al met al genoeg redenen om de veren van de paradijsvogel op de hoed van Boreel te laten zitten. Sorry, René. Je hebt vast gelijk, maar tegen Rembrandt én Onno Blom kun je niet op!
Jean-Marc van Tol,
21-05-25
Ga naar > hoofdstuk 27
[1] https://boedelbank.meertens.knaw.nl/boedellexicon/dossiers/paradv.htm
[2] https://boedelbank.meertens.knaw.nl/boedellexicon/dossiers/paradv.htm
[3] https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/de-paradijsvogel-van-rembrandt-was-gedoemd-om-eeuwig-door-de-hemel-te-zweven~bffe5a06/
Hoi Jean Marc, goed dat je het er niet bij hebt laten zitten.
Leuk nieuws ook wat je hebt opgediept.
Destijds (2006) heb ik een rondreis gemaakt naar Oost-Indonesië en ben in Halmaheira op zoek gegaan naar de Wallace- standardwing-bird-of-paradise, de Wallace paradijsvogel. Dat is me via via gelukt met een vogelgids na een leuke tocht door de bush. Het beest was vooral goed te horen maar minder te zien. Ik probeerde het beest met m'n kijker te zien en te gelijk te plassen, dus ik werd zijknat. Niet erg want we moesten op terugweg toch door een beek.
Wallace was tijdgenoot en in zekere zin concurrent van Darwin bij het formuleren van de evolutietheorie. Wallace baseerde zijn theorie op waarnemingen in de Indonesische archipel, vandaar de z.g.n. Wallace lijn.
De paradijsvogels komen voor ten oosten van die lijn, dus het eerste voorkomen is op Halmaheira.
In 2007 ben ik naar Waigeo gereisd, een eiland tegenover Sorong, Vogelkop Nieuw-Guinea. Een medepassagier op de veerboot naar Waigeo, bracht me met zijn boot naar een kampung ergens aan de kust waar volgens hem wel iemand was die mij kon brengen naar een plek waar de rode paradijsvogel is te zien. Het was een paradijselijk plekje en een ontzettend aardige man. Daarmee ben ik de volgende dag het bos ingegaan en heel goed de rode paradijsvogels kunnen zien en fotograferen (althans herkenbaar).
Wat de veren van die rode paradijsvogel denk ik dus aan de hoed van Boreel. Er zijn heel veel soorten paradijsvogels en de rode is wel een van de grotere, misschien grootste.
Waigeo ligt maar een paar honderd km van de Molukken: b.v. Halmaheira en Ambon.
Omstreeks 1550 waren de (Portugese) Jezuieten op Ambon begonnen aan hun zendingsarbeid. (Zij werden kort na 1600 door Heemskerk c.s. daar weggejaagd: het werd de eerste handelspost van de VOC wegens nootmuskaat en kruidnagelen).
Dat gebied was al ontdekt door Magalaes rond 1520 bij zijn toch om de wereld.
Clusius was goed thuis in het Portugese en Spaanse taalgebied.
Om kort te gaan: het lijkt mij heel goed mogelijk dat opgezette (rode) paradijsvogels (zonder pootjes) via inheemse handel van westelijk Nieuw Guinea op Ambon terecht zijn gekomen, en zo verder.
Ik heb wel gelezen dat Papua's in grote prauwen op strooptocht gingen naar de Molukken, o.a. om slaven buit te maken. Voor Papua's waren/zijn paradijsvogelveren heel belangrijk bij hun ceremoniële tooi.
Rumphius, VOC koopman op Ambon, is natuurlijk heel bekend met zijn groot Ambonees Kruidenboek en het Ambonse Rariteitkamer (heb ik helaas niet meer , maar herinner me niets over vogels).
Je weet dat in de 17e eeuw elke welvarende koopman wel een rarireitenkabinet bezat (ik bedoel niet dat van Wilders). Dus exotica waren zeer geliefd en er zal goed voor betaald zijn.
Dus dat daar een opvallende exemplaar van werd getekend door Rembrandt is logisch.
Overigens denk ik niet de veren van die opgezette exemplaren nog heel erg geschikt waren voor op de hoed. Maar dat is een kniesoor die daar op let.
Wat Plinius betreft ben ik skeptisch. Zijn wereld houdt op bij de Ganges die al door Alexander was bereikt. En begint bij de zuilen van Hercules (Gibraltar). Europa beslaat één derde van de wereld.
Het was een goede aanleiding in mijn exemplaar van Naturalis Historia te kijken.
Ik vind in het hoofdstuk zoölogie niets dat lijkt op de paradijsvogel, ook niet bij de fabeldieren.
Dit is wat ik te berde kan brengen.
Laat Boreel rustig met die Paradijsvogelveren op z'n hoed lopen. Het zet je tot denken.
Hartelijke groet,
René