***DISCLAIMER: deze toelichtingen op de hoofdstukken van Buat bevatten spoilers.***
Dit dertiende hoofdstuk van het boek Buat bevat veel gebeurtenissen die elk op zich een apart blog verdienen, of misschien zelfs wel een boek. Niet verwonderlijk, want in slechts zestien pagina’s worden vijf jaren uit het leven van Buat beschreven die niet bepaald de rustigste in de geschiedenis waren: het huwelijk van prinses Louise Henriëtte met de Keurvorst van Brandenburg, de vlucht van Charles II naar het vasteland, het overlijden van prins Frederik Hendrik, de opvolging door prins Willem II, het tweede huwelijk van de zus van Buat, de Vrede van Münster, de aanschaf van het Huis te Dieren, de affaire tussen Charles II en Lucy Walter, geboorte van een bastaardzoon voor Charles II - James -, de onthoofding van Charles I, de geboorte van een bastaardzoon van Willem II - Abel -, de aanval op Amsterdam, het overlijden van Willem II, het overlijden van griffier Musch. Deze laatste drie gebeurtenissen worden uitgebreid behandeld in het boek Musch (2018). Het zou ondoenlijk zijn geweest om alle opgesomde hoogtepunten op eenzelfde manier te beschrijven. Om die reden heb ik veel gegevens bekort en sommige zelfs niet eens vermeld.
Zo had ik kunnen uitweiden over de bemoeienissen van Sylvius en Buat bij de aanval op Amsterdam. Uit bronnen (o.a. de getuigenis van Sommelsdijk in 1651 die in het Gemeentearchief van Amsterdam berust) blijkt dat beiden betrokken waren bij de opzet van de aanval. Sylvius heeft samen met Sommelsdijk de weg naar Amsterdam verkend, Buat was met zijn compagnie mee toen prins Willem II naar Amsterdam vertrok. Dit bewijst hoezeer prins Willem II zijn voormalige pages vertrouwde.
Ik heb dit vertrouwen verbeeld door prins Willem II aan Buat te vragen om de moeder van de prinselijke bastaard te betalen (hoewel Buat dit zelf niet zo lijkt te begrijpen en denkt dat het om het kind van ‘een vriend’ gaat). Dit is aan mijn eigen fantasie ontsproten, evenals de scène met het doden van het hert tijdens de jachtpartij, al wordt de jacht zelf (en de aanwezigheid van Buat daarbij) genoemd in Gloria Parendi, de dagboeken van graaf Willem Frederik.[1]
Ik ben trots op dit hoofdstuk omdat het, ondanks de veelheid aan gebeurtenissen, een helder én een persoonlijk verhaal gebleven is. Ik heb vele versies nodig gehad om tot dit resultaat te komen. Maar drie zaken, die in het boek slechts een enkele zin kregen, zal ik toelichten.
Crofts
De eerste kwestie betreft de bastaardzoon van Charles, James Crofts. James werd geboren in april 1649 en ondergebracht in het huisgezin van een zekere Claus Ghysen te Schiedam.[2] Als zuigeling is het kind in de woelige zomer 1650 tien dagen ontvoerd geweest, niet duidelijk is door wie. Lucy Walters werd later de minnares van Henry Bennet (die ze zelfs een of misschien zelfs meerdere kinderen geschonken schijnt te hebben) wat mij doet vermoeden (al heb ik nergens bewijs daarvoor gevonden) dat het Bennet was die ervoor gezorgd heeft dat het kind werd ondergebracht onder de hoede van William Crofts, die hierom tot baron werd verheven.[3] William Crofts was een verwant van Henry Bennets moeder Dorothy Crofts, en ook van Cecilia Crofts, de moeder van William Killigrew.[4] James Crofts zal later, als James Scott, Eerste Hertog van Monmouth, nog een rol spelen in de opvolgingsstrijd rond de Engelse troon.
Carnisse
De tweede kwestie is de verkoop van Carnisse aan griffier Cornelis Musch. Dat Langerak schulden had gemaakt tijdens het verblijf te Dieren met ‘speulen’ (kaart- of dobbelspel waar hoge bedragen mee gemoeid waren), heb ik uit de dagboeken van graaf Willem Frederik. Dat Langerak om deze reden de heerlijkheid Carnisse in 1649 verkocht aan Cornelis Musch is mijn eigen vertzinsel: ik kan geen andere reden bedenken waarom Langerak zijn bezit van de hand zou doen. Waarom Musch het kocht? Misschien omdat hij als nieuwe raad van het waterschap Delfland een indrukwekkend wapen nodig had? Het wapen van Carnisse was de gekroonde adelaar, het wapen dat tegenwoordig nog te zien is op het Gemeenlandhuis Delfland, boven de vermelding van Cornelis Musch. Dit wapen diende als beeld van het omslag van het boek Musch.[5] Na de dood van Musch ging het goed over op zijn weduwe, Elisabeth Cats, die vanaf toen vaak ‘Vrouwe van Carnisse’ werd genoemd. Toen zij in 1651 hertrouwde met haar jeugdliefde Diederik Pauw bracht zij de heerlijkheid in in hun huwelijk en werd Pauw de nieuwe ‘Heer van Carnisse’. Hiermee werd de stiefvader van Buat’s aanstaande echtgenote dus de eigenaar van het voormalige bezit van een van zijn beste vrienden. Het was toen ook al een klein wereldje.
Mumm
De derde kwestie betreft Mumm (Mum, Mom), de onfortuinlijke ritmeester die in het boek ‘Musch’ verdwaalt op de Hilversumse hei. Buat zegt in dit hoofdstuk: ‘Mumm heeft me naderhand nog een brief gestuurd voor Zijne Hoogheid, waarin hij zich verdedigde tegen de geruchten [dat hij in slaap gevallen was].’
Wat er precies gebeurd is bij Hilversum kunt u lezen in Musch, maar ik wil u de brief die ritmeester Mumm aan zijn college Buat overhandigde niet onthouden. Hij schrijft dat hij gehoord heeft dat sommigen kwaad over hem spreken en dat het mislukken van de aanslag aan zijn handelen zou liggen, omdat men zei dat Mumm ‘begeerde te slapen’.
In de laatste alinea van zijn brief staat:
Watt aengaet dat ick onderwegen mij tot slapen begeven soude hebben, daervan connen d’officieren van de trouppen het tegendeel betuijgen, dewelcke des noodich over het een ende het ander gehoort sijnde, mij in ‘t minste niet en sullen connen beswaeren. Het doet mij seer ende raeckt mijn hart dat ick over ’t geene mij ’t onrecht nagegeven wordt dese ontschuldinge moet doen, alleen dito wense ick dit: dat bij gelegentheijt Sijn Hoogheyt mijnne onschult mochte voorcommen, om nijet ten onrecht buijten desselffs genade, (sijnde de behoudenise van mijn levende ende welvhaert) gestelt te worden. Daer toe ick bidde, dat U Ed soo veel gelieft te contribueeren als mijnne onschult meriteert. Ick sall bij alle occasie thoonen te sijn
Uw Edeles Dienaer
Bernart Mum van Swarsteijn
Vertaling (JMvT):
Wat betreft het gerucht dat ik ben gaan slapen, daarover kunnen de officieren van de troepen getuigen dat dat in het geheel niet het geval was. Zij zullen, als ze gehoord worden, niets bezwaarlijks tegen mij kunnen inbrengen. Het doet mij pijn en raakt mijn hart dat ik mij moet verdedigen over dit wat mij ten onrechte ten laste wordt gelegd. Ik zou wensen dat te zijner tijd Zijne Hoogheid mijn onschuld zal geloven en dat ik niet ten onrechte zijn genade zal verliezen, wat voor mij als belangrijkste geldt in mijn leven en mijn voorspoed. Daarom bid ik u om mij zoveel mogelijk bij te staan als mijn onschuld behoeft. Ik zal bij gelegenheid tonen te zijn,
uw dienaar,
Bernart Mum van Swarsteijn
De brief is gericht aan ritmeester Buat. Buat heeft hem aan prins Willem II gegeven, want hij is in het archief van de prins bewaard gebleven (Landesarchiv Oranienbaum, A7b Nr. 92). Het mocht niet baten, want Mumm (Mum, Mom) werd na de mislukte aanslag door prins Willem ontslagen.
Ga naar > hoofdstuk 14
[1] https://www.dbnl.org/tekst/will077glor01_01/
[2] https://thefreelancehistorywriter.com/tag/james-crofts
[3] https://www.twentytrees.co.uk/History/England/Person/William-Crofts-1st-Baron-Crofts-1611-1677.html?eaafK6NP
[4] https://en.wikipedia.org/wiki/Cecilia_Crofts
https://johandewitt.nl/?p=238